Persephone was Demeters enige dochter, die door Zeus was verwekt.
Buiten Demeters weten om beloofde Zeus haar als bruid aan haar oom Hades, de heerser van de onderwereld.
Toen de jonge Persephone eens op Sicilie samen met haar vriendinnen in het bos bloemen aan het plukken was, verscheen de duistere doodsgod plotseling in zijn met zwarte paarde bespannen wagen en sleurde Persephone met zich mee.
Het meisje liet haar zojuist geplukte bloemen vallen en riep in doodsangst om haar moeder, maar dat mocht niet baten..
Hades ontvoerde haar naar zijn rijk, de onderwereld.
Toen het tot Demeter doordrong dat haar geliefde dochter was verdwenen, ging ze direct naar haar op zoek.
Negen dagen lang zwierf ze rond om Persephone op te sporen, zonder eten en drinken tot zich te nemen.
Op een gegeven moment ontmoette ze Hecate, die Persephone’s angstkreet had gehoord.
Zij bracht Demeter naar de Zonnegod Helios, die vanaf zijn zonnewagen alles zag wat er op de wereld gebeurde.
Van hem hoorde de Godin dat Persephone in de onderwereld terecht was gekomen.
Demeter was zo geschokt door dit nieuws dat ze droogte en honger over de wereld bracht.
Ze keerde niet terug naar de woonplaats van de Goden op de Olympus, maar dwaalde verdwaasd van verdriet over de wereld.
Terwijl ze verbleef in een andere tempel voor een jaar, schuwde ze contact met andere Goden.
Intussen wilde er niets meer groeien en verdorde de aarde volkomen.
Zeus besefde dat er iets moest gebeuren; hij stuurde zijn boodschapster naar Demeter toe om haar tot rede te brengen.
Maar Demeter wilde maar één ding.. haar dochter terug.
Hij zorgde ervoor dat Persephone door Hermes uit de onderwereld terug gehaald werd.
Er was echter wel een probleem, volgens een oude noodlostbeschikking kon iemand alleen de onderwereld verlaten als hij of zij daar niets had gegeten.
Hades kende deze bepaling en had Persephone daarom de pitten van een granaatappel laten nuttigen.
Hierdoor mocht zij dus niet helemaal terug keren uit de onderwereld.
Zeus bepaalde hierdoor dat zij steeds slechts een deel van het jaar bij haar moeder mocht zijn en het andere deel van het jaar bij Hades moest blijven.
Wanneer zij bij haar moeder was, groeide en rijpte het graan, wanneer ze bij Hades vertoefde was de aarde dor en kaal.
Tijdens de herfst en de winter verbleef zij bij Hades, en tijdens de Lente en zomer was zij bij haar moeder.
bron: Griekse Mythologie